Het is één van die vaardigheden die je als automobilist zeker in de vingers moet zien te krijgen: achteruit inparkeren. Iedereen komt immers vaker in zijn leven in situaties dat er weinig parkeerplekken zijn. Maar je wil wel heel graag je auto kwijt, en het liefst snel. Beheers je het achteruit inparkeren met de auto na het behalen van je rijbewijs nog niet helemaal? Of rijd je al langer auto, maar ben je er onzeker over? Volg dan onze tips, en voer ze in de praktijk uit door een paar keer te oefenen. Waarom? Omdat je beter overzicht hebt, en daardoor de kans op schade een stuk kleiner is.
Tip 1: zoek een goeie plek
Bepaal waar je achteruit gaat fileparkeren, zoals het ook wel wordt genoemd. Hoe vaker je achteruit inparkeert, hoe beter je weet hoeveel ruimte je nodig hebt, en welke draaicirkel jouw auto heeft. Check ook of je er mag parkeren, of je er geen vergunning voor nodig hebt en of het geen invalidenparkeerplaats is. Laat ander verkeer passeren en kies een rustig moment om je parkeermanoeuvre in te zetten.
Tip 2: rijd eerst vooruit
Rijd eerst door tot je ter hoogte van de auto staat, waar achter je wil achteruit inparkeren (ietsje verder mag ook), op ongeveer 50 centimeter afstand. Kijk goed om je heen, in alle spiegels en natuurlijk over je schouder. Ander verkeer heeft immers voorrang.
Tip 3: rijd nu achteruit
Zet jouw auto in z’n achteruit en rijd recht achteruit, tot het moment dat jouw achterbank zich ter hoogte van de achterkant van de auto naast je bevindt. Blijf ook nu steeds om je heen kijken, via de spiegels en weer over je schouder.
Tip 4: draai in
Op dat moment draai je in en rijd je dus schuin de gekozen parkeerplek in, totdat jouw achterband op zo’n 30 centimeter van het trottoir is (deze inschatting leer je door ervaring).
Tip 5: draai terug
Nu draai je je stuur terug en parkeer je dus de voorkant van je auto geleidelijk in. Als het goed is, sta je nu keurig geparkeerd en is jouw inparkeren met de auto dus gelukt!